Babylon aan de IJssel
Gilgamesj nu

Synopsis
‘Hij die alles gezien heeft, die in de diepste diepte keek.’
Een vrouw zit alleen aan een bureau.
Meerdere keren herhaalt ze die zin.
‘Hij die alles gezien heeft, die in de diepste diepte keek.’
Tessa Lodewijks, 49 jaar.
Voor haar staat een computerscherm en liggen meerdere dossiermappen.
Ze probeert orde in de chaos te brengen, een lijn in het verhaal.
Dat is haar taak als hoor- en beslismedewerker van de IND. De Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Dit keer komt ze er niet goed uit.
‘Hij die alles gezien heeft, die in de diepste diepte keek.’
Shirwan Majid.
Zo heet hij, tenminste… dat zegt hij.
Zij behandelt zijn asielverzoek.
Over blijven of vertrekken moet ze beslissen.
Ze roert in de zoveelste kop koffie en spreekt reconstruerend tegen zichzelf.
Hij begon te lopen in de bergen van Noord-Irak, zeventien jaar nog maar, geen idee waarheen precies, als het maar richting het westen was.

Mijnenvelden en bermbommen passeerde hij, tot hij in de handen van smokkelaars viel.
Toen ze ontdekten dat hij geen harde cash bezat, geen Zwitsers horloge of desnoods een gouden familiering, wilden ze hem dumpen.
Nog maar één mogelijkheid zag Shirwan: hij begon te vertellen, een verhaal dat hij van zijn vader had geleerd, het epos van Gilgamesj.
Hij die alles gezien heeft, die in de diepste diepte keek.
Een held die zich niet voor zijn volk interesseerde, maar zichzelf als middelpunt beschouwde, alles draaide om hem.
Hij versloeg vijanden en monsters, zijn onderdanen moesten buigen, vrouwen ontmaagde hij omdat hij dat aangeboren recht bezat.
Genoeg!
Tessa vertelt dat ze Shirwan tot de orde riep, hij moest zich bij de feiten houden, dat epos deed er niet toe, de feiten wilden ze horen.
Shirwan legt uit hoe de smokkelaars hem meenamen in een boot, nou ja… boot… iets wat een tijdje bleef drijven, een toerist zou niet de moeite nemen om het plastic vaartuig op te blazen.
Met z’n dertigen zaten ze erin.
Toen een smokkelaar riep dat ze gewicht moesten kwijtraken, keek iedereen naar Shirwan.
Uit angst om overboord te worden gegooid, begon hij opnieuw te vertellen:
Gilgamesj had voor het eerst geen monster, maar een gelijke ontmoet.
Een man van vlees en bloed die het tegen hem op durfde te nemen.
Ze vochten dagenlang, maar een winnaar leverde het niet op.
Hun worsteling eindigde in een omhelzing.
Gilgamesj leerde voor het eerst vriendschap kennen.
Genoeg!
Opnieuw vertelt Tessa hoe ze Shirwan tot de orde riep, feiten, enkel feiten wilde ze horen!

Ondertussen heeft ze een maaltijdsalade laten bezorgen. Ze maakt overuren.
Het blauwe licht van het LCD scherm valt op haar vermoeide gezicht.
Terwijl ze eet, bladert ze in de dossiermappen, het verhaal laat haar niet los.
Ze vertelt verder, vertelt verder wat Shirwan haar vertelde.
Met de zinkende sloep bereikte hij het vaste land.
Daar verwelkomden hem nieuwe gevaren: de knuppels van oproerpolitie en vuisten van rechtse knokploegen.
Ze werden opgejaagd en samengedreven,
als slachtvee in abattoirs, omringd door hekken met prikkeldraad.
Dit keer had Shirwan niemand meer die naar hem luisteren wilde, maar om zichzelf te troosten vertelde hij verder:
nu Gilgamesj minder held werd en steeds meer mens, leerde hij ook angst en verdriet kennen.
Zijn dierbare vriend was gestorven. De tranen die uit zijn ogen stroomden, waren als een ontdekking voor hem, zoals een kind dat voor het eerst sneeuw ziet.
Dagenlang rouwde hij, daarna volgde de angst.
Plotseling vreesde hij zijn eigen sterfelijkheid.
Kwetsbaar keek hij zijn volk recht in de ogen
en vroeg hij of iemand wist waar je naar toe ging na je dood.
Tessa Lodewijks knikt, dat heeft ze zich ook zo vaak afgevraagd.
Vertwijfeld gooit ze haar half opgegeten maaltijd in een prullenbak.
Niemand weet of het waar is, mompelt ze tegen zichzelf.
Niemand weet of het waar is wat Shirwan vertelt.
We weten niet eens of Shirwan werkelijk Shirwan is.
Hij zegt dat hij wist te ontsnappen uit het kamp.
In de laadruimte van een vrachtwagen verstopte hij zich, samen met achttien andere vluchtelingen en Grieks lamsvlees voor de West-Europese keukens.

Daar in de duisternis van die koelwagen, vertelde Shirwan verder, niet speciaal aan iemand in het bijzonder, maar eerder aan de verdwaalde ziel die nog luisteren kon:
Gilgamesj had koorts gekregen van angst, in zijn ijldroom zag hij zijn vriend in de onderwereld.
Hij vroeg hem hoe het daar was.
‘Dat doet er niet toe’, was het antwoord dat zijn vriend hem gaf.
‘Wees niet bang voor de dood, maar omhels het leven.
Wees geen heerser, maar vier feest met je volk als een gelijke.
Wees mens voordat je sterft.’
Tessa laat de kop koffie uit haar hand vallen.
Geschrokken kijkt ze naar de scherven.
‘Hij die alles gezien heeft, die in de diepste diepte keek.’
Probeert deze vluchteling haar te manipuleren?
Met zijn mooie verhalen over een stokoud epos?
Opnieuw bladert ze in de mappen.
Er is geen touw aan vast te knopen, maar ogen liegen niet.
Zoiets verzin je toch niet?
Gilgamesj sprak tot de goden en verzocht hen om zijn heldendaden te vergeten, geen halfgod wilde hij zijn, maar doodgewoon een mens.
Daarna sprak Gilgamesj tot zijn volk en vroeg hen om vergeving, het deed hem pijn dat hij zich ooit boven hen had verheven.
Niemand had hem ooit geleerd wat compassie was, goden, helden en leiders weten niet wat dat is, alleen wie mens is, gunt elkaar het recht om te bestaan.
Tessa hapt naar adem, schrijft haar beslissing op een formulier en zet er een stempel onder.
Met een klap slaat ze de dossiermap dicht.
Vertwijfeld staart ze nog een tijdje voor haar uit.
Black-out.

Share This