Tussen Wenen en Parijs
Het Franse repertoire heeft vanaf de oprichting van het Hexagon Ensemble een grote rol gespeeld in de programmering. Wat hebben we genoten van deze werken, wat hebben we ze altijd graag gespeeld en wat hebben ze ons geïnspireerd. Maar ook het kwintet van Mozart mag in dit programma natuurlijk niet ontbreken. Dit werk vormt het absolute hoogtepunt in de literatuur voor blazers en piano.


Albert Roussel (1869-1937)
Divertissement opus 6 (1905)
fluit-hobo-klarinet-fagot-hoorn-piano

Claude Debussy (1862-1918)
Six Épigraphes Antiques (1914) (arr. A. Boers)
Pour invoquer Pan, dieu du vent d’été
Pour un tombeau sans nom
Pour que la nuit soit propice
Pour la danseuse aux crotales
Pour l’Égyptienne
Pour remercier la pluie au matin
fluit–hoorn–piano

Francis Poulenc (1899-1963)
Trio opus 43 (1926)
Presto
Andante
Rondo
hobo-fagot-piano

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Kwintet KV 452 in Es (1784)
Largo-moderato
Larghetto
Allegretto
hobo-klarinet-fagot-hoorn-piano

Francis Poulenc (1899/1963)
Sextuor opus 100 (1932/1939)
Très vite et emporté
Divertissement, andantino
Finale, prestissimo
fluit-hobo-klarinet-fagot-hoorn-piano

Het Hexagon Ensemble nam alle werken uit dit programma op, met uitzondering van het Trio opus 43 van Poulenc.
Van links naar rechts: Francis Poulenc, Albert Roussel, Wolfgang Amadeus Mozart en Claude Debussy
Programmatoelichting
Onmiskenbaar Frans en toch met een geheel eigen en onnavolgbaar idioom is de muziek van Albert Roussel. Hij begon zijn loopbaan als marineofficier. In 1894 besloot hij zich volledig aan de muziek te wijden en werd leerling van Vincent d’Indy aan de pas opgerichte Schola Cantorum. In zijn latere werk zette Roussel zich af tegen elke vorm van ‘vaagheid’, maar zijn eerste composities sluiten nog aan bij het impressionisme. Een uitzondering hierop is het frisse Divertissement, dat op 10 april 1906 ten doop werd gehouden door de Sociéte des Instruments à Vent. Ongetwijfeld was Roussel acht jaar eerder getuige van de première, ook bij de Société, van het Divertissement van zijn leermeester d’Indy, maar het Divertissement opus 6 van Roussel is veel gedurfder. Het Divertissement bestaat uit vier delen, die door vertragingen en versnellingen vloeiend in elkaar overlopen.

In 1914 schreef Claude Debussy een werk ‘pour piano à quatre mains’ getiteld Six Épigraphes Antiques, waarbij hij gebruik maakte van materiaal dat hij vele jaren eerder had gepubliceerd als ‘Chansons de Bilitis’. Het Hexagon Ensemble speelt de Six Épigraphes Antiques in een arrangement voor fluit, hoorn en piano van Arie Boers. Dit werk dankt zijn ontstaan aan de vriendschap van Debussy met Pierre Louÿs. Deze dichter schreef in 1895 de bundel Chansons de Bilitis, de Franse ‘vertaling’ van gefingeerde gedichten van de Griekse dichteres Bilitis. De Six Épigraphes ademen een sfeer van melancholie en werden geschreven in een periode van depressie en terneergeslagenheid.

Francis Poulenc verstaat de kunst om verschillende stijlen te combineren. Hij is volgens zijn biograaf Erik Fokke monnik en kwajongen. Zijn Trio opus 43 voor hobo, fagot en piano bevat drie uitgebalanceerde delen. In het eerste deel combineert hij een expressieve lyriek met sprankelende virtuositeit. In het tweede laat hij horen hoe expressief de hobo en de fagot kunnen zijn. Het afsluitende Rondo is een ‘tour de force’ vol humor en esprit.

Als Francis Poulenc muziek van Wagner heeft gehoord ‘spoelt hij daarna zijn oren met Mozart’. Het prachtige Kwintet KV 452 van Wolfgang Amadeus Mozart voor hobo, klarinet, fagot, hoorn en piano werd voor het eerst uitgevoerd op 1 april 1784. Op 10 april gaf de componist in een brief aan zijn vader een indruk van de première: ‘Ik had twee concerten gecomponeerd en nog een kwintet, dat een geweldig applaus kreeg: zelf beschouw ik het als het beste werk dat ik tot nu toe heb geschreven’.

Als er één ding typerend is voor de muziek van Francis Poulenc is het wel een naadloos samengaan van een neoclassicistische houding -tot uitdrukking komend in een voorliefde voor vormen uit de Barok en het Classicisme- en het gebruik van zijn typisch Franse schrijfwijze. Van het beroemde Sextuor opus 100 voor fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn en piano van deze grootmeester bestaan twee versies. De componist voltooide het stuk in 1932, maar herzag het zeven jaar later grondig. In deze partituur toont Poulenc zijn grote liefde voor blaasinstrumenten. De beide snelle en briljante hoekdelen vertonen een zekere symmetrie, aangezien de thema’s van het openingsdeel aan het slot van de finale terugkeren. Het middendeel is een ‘divertissement’ zoals alleen een Poulenc dat kon schrijven.  Poulenc’s  Sextuor wordt door de spelers van het Hexagon Ensemble min of meer beschouwd als hun lijfstuk.

Share This